Algemene specificaties
Signaltype Analooginvoer
Functionele veiligheidsgerelateerde parameters
Veiligheidsintegritetieniveau (SIL) SIL 2
Aanbod
Verbindingsterminals 14+, 15 of voedingsmodule/verstroomrail
Nominale spanning 20... 30 V gelijkstroom
Ripple binnen de aanbodtolerantie
Verlies van vermogen ≤ 0,98 W
Energieverbruik max. 0,98 W
Interface
Programmeringsinterface-programma-socket
Invoer
Sluitingszijde veldzijde
Verbindingsterminals 1, 2, 3, 4
RTD-type Pt10, Pt50, Pt100, Pt500, Pt1000 (EN 60751: 1995)
type Pt10GOST, Pt50GOST, Pt100GOST, Pt500GOST, Pt1000GOST (6651-94)
type Cu10, Cu50, Cu100 (P50353-92)
type Ni100 (DIN 43760)
Metingstroom van ongeveer 200 μA met RTD
Typen van meetverbindingen met twee, drie of vier draden
Loodweerstand max. 50 Ω per lijn
Monitoring van de meetlus sensorbreuk, sensorkortsluiting
Thermocouples van type B, E, J, K, N, R, S, T (IEC 584-1: 1995)
type L (DIN 43710: 1985)
type TXK, TXKH, TXA (P8.585-2001)
Externe en interne compensatie van koude verbindingen
Gebroken sensor voor het monitoren van de meetlus
Potentiometer 0... 20 kΩ (2-draadverbinding), 0,8... 20 kΩ (3-draadverbinding)
Spanning in het bereik van -100... 100 mV
Invoerweerstand ≥ 1 MΩ (-100... 100 mV)
Output
Aan de aansluitingszijde aan de bedieningszijde
Verbindingsuitgang I: terminal 7: bron (-), afvoerpunt (+), terminal 8: bron (+), terminal 9: afvoerpunt (((-)
Uitgang Analoog stroomuitgang
Stroombereik 0... 20 mA of 4... 20 mA
Foutsignaal downscale 0 of 2 mA, upscale 21,5 mA (acc. NAMUR NE43)
Bronbelasting 0... 550 Ω
open-circuitspanning ≤ 18 V
Sinkspanning over de eindpunten 5... 30 V. Indien de stroom wordt geleverd uit een bron > 16,5 V,
een serieweerstand van ≥ (V - 16,5)/0,0215 Ω is vereist, waarbij V de bronspanning is.
De maximale waarde van de weerstand is (V - 5)/0,0215 Ω.
Overdrachtskenmerken
Afwijking
Na kalibratie Pt100: ± (0,06 % van de meetwaarde in K + 0,1 % van de spanbreedte + 0,1 K (4-draadverbinding))
thermocouple: ± (0,05 % van de meetwaarde in °C + 0,1 % van de span + 1 K (1,2 K voor typen R en S)), inclusief ± 0,8 K fout van de compensatie van de koude verbinding (CJC)
mV: ± (50 μV + 0,1% van de span)
potentiometer: ± (0,05 % van de volledige schaal + 0,1 % van de spanbreedte, (exclusief storingen als gevolg van loodweerstand))
Invloed van de omgevingstemperatuur Pt100: ± (0,0015 % van de meetwaarde in K + 0,006 % van de span) /K ΔTamb*)
thermocouple: ± (0,02 K + 0,005 % van de meetwaarde in °C + 0,006 % van de span) /K ΔTamb*), met inbegrip van de invloed van de compensatie van de koude verbinding (CJC)
mV: ± (0,01 % van de meetwaarde + 0,006 % van de span) /K ΔTamb*)
potentiometer: ± 0,006% van de span/K ΔTamb*)
*) ΔTamb = verandering van de omgevingstemperatuur naar 23 °C (296 K)
Invloed van de voedingsspanning < 0,01 % van de spanning
Invloed van de belasting ≤ 0,001 % van de uitgangswaarde per 100 Ω
Reactietijd: de waarde van het slechtste geval (geactiveerd sensorbreuk en/of sensorkortsluitingsdetectie)
mV: 1 s, thermoparen met CJC: 1,1 s, thermoparen met vaste referentietemperatuur: 1,1 s, 3 of 4 draad RTD: 920 ms, 2 draad RTD: 800 ms, potentiometer: 2,05 s